SAP-snelkoppelingen - de belangrijkste toetscombinaties
Het SAP-programma kan ook worden bestuurd met snelkoppelingen. In deze praktische tip hebben we de belangrijkste toetscombinaties voor u samengevat.
SAP: dit zijn de belangrijkste sneltoetsen
- Sommige sneltoetsen zijn te vinden op drukknoppen. Je kunt dit herkennen aan het feit dat een enkele letter in het opschrift wordt onderstreept. Om deze functie te selecteren, drukt u op de toetscombinatie [Alt] + de respectieve letter. Hiermee kunt u de knoppen in dialoogvensters activeren.
- Open de "Eigenschappen" voor eerder geselecteerde elementen met [Alt] + [Enter].
- Met [Pagina omhoog] kunt u de inhoud van het modelvenster verder naar beneden verplaatsen.
- En met [afbeelding omlaag] wordt de inhoud van het modelvenster omhoog verplaatst.
- Druk op [F2] om het gemarkeerde object te bewerken.
- De [F5] -toets werkt de huidige weergave bij met betrekking tot wijzigingen in de database.
- Druk op de [F6] -toets om de kaartmodus in of uit te schakelen.
- Als u op [CTRL] + [C] drukt, worden de geselecteerde elementen naar het tussenliggende systeem gekopieerd.
Verdere sneltoetsen voor het gebruik van SAP
- U start een test van het programma door op de toets [F7] te drukken.
- Als u de attributen van geselecteerde elementen wilt aanpassen, drukt u eenvoudig op de [F8] -toets.
- De menubalk kan worden geactiveerd of gedeactiveerd met [F10].
- Als u op de knop [-] op het numpad drukt, wordt het model met 10% verkleind.
- Met [+] op de Numbad vergroot je het model opnieuw met 10%.
- De [*] toets op het numpad plaatst ook het hele model of geselecteerde objecten in het zichtbare gebied.
- Gebruik de toetsencombinatie [CTRL] + [A] om alle elementen van het programma te markeren.
- Voordat u het programma sluit, moet u uw wijzigingen opslaan door op de toetsen [CTRL] + [S] te drukken.
- Ten slotte kunt u het programma afsluiten met [Alt] + [F4].